De ‘Orinoco’ is het eerste ruimteschip dat is uitgerust met technologie die interstellaire reizen mogelijk maakt. Onze reis is een stoutmoedige: volgens de wetenschappers die thuis veilig achter hun computer zitten is een reis door een wormgat niet alleen ‘veilig’ bevonden, maar ook noodzakelijk om onze reis met vele lichtjaren te verkorten. Maar tijd is een raar ding, zeker in een anomalie. Voor deze stunt moeten we decennia inleveren. Al onze dierbaren zullen dood zijn tegen de tijd dat we thuiskomen.
Het doel van onze reis is een planeet aan de andere kant van een wormgat. Een planeet waar intelligent leven aanwezig is, als we de data van de verkenningssondes juist hebben geïnterpreteerd.
De duizelingen en droge mond van de maandenlange hyperslaap zijn nog niet verdwenen als Shannah, een van de antropologen, me komt halen. “We zijn er.” Ze doet geen moeite haar enthousiasme te verbergen.
Ik voeg me bij de anderen op de brug. In gespannen afwachting zien we hoe de stormluiken van de brugvensters wegdraaien. De brug is onze ereloge bij de voorstelling onder regie van het universum. In de eindeloos zwarte oceaan hangt een blauwwitte parel, omgeven door een lichtblauw aura: een atmosfeer. Het is een bijna exacte kopie van onze thuiswereld.
De stilte van bewondering is bijna voelbaar.
“Hoe zei je dat deze planeet heette?” fluister ik Shannah toe.
“Aarde.”
Tag: Ruimteschip
Invasie
Drie dagen wierp het indrukwekkende gevaarte zijn dreigende schaduw over een groot deel van de stad. De inzittenden van het kolossale ruimteschip hadden zich nog niet laten zien, maar de uitgezonden boodschap hield linguïsten, wiskundigen, computerdeskundigen en zelfs antropologen wereldwijd bezig. Dag en nacht werd er gewerkt om de boodschap van de interstellaire bezoekers ontcijferd te krijgen.
Plotseling zwaaide de deur van de tijdelijke commandopost nabij de ‘landingsplek’ open. Met een computeruitdraai in de hand gekneld stormde een van de taalkundigen opgewonden naar binnen. “Ik weet wat de boodschap betekent!”
“Invasie?”
“Nee, ze komen een kopje suiker lenen.”