Dit keer een kort sprookje, in het kader van de septemberuitdaging van de Facebookgroep ‘Schrijvelarij’. De opdracht was: schrijf een verhaal van ongeveer 800 woorden, aan de hand van een van acht voorgestelde foto’s. Ik koos onderstaande foto.
Het idee van dit sprookje heb ik ‘geleend’ van The Twilight Zone, aflevering ‘Dreams for Sale’, en voor de sfeer heb ik me sterk laten inspireren door de film ‘Legend’ met Tom Cruise in de hoofdrol.
Het was donderdag, maar het had net zo goed maandag kunnen zijn. Of woensdag. Alle dagen leken immers op elkaar. Barend had geen hekel aan zijn werk, aan zijn leven, maar wel aan de sleur waarin hij zat. Als hij kon – en durfde – nam hij een sabbatical en ging hij op avontuur, bij voorkeur in een exotisch land, in een andere wereld. Maar dat liet zijn werk niet toe, hield hij zichzelf voor. Als afdelingschef van een accountantskantoor had hij verantwoordelijkheden, verwachtingen waar hij aan moest voldoen; een lat die stiekem steeds hoger werd gelegd.
De enige ontsnappingsroute was via een enorme verzameling boeken die een groot deel van zijn vrijgezellenflat in beslag nam. ‘De kronieken van Narnia’, ‘In de ban van de ring’, ‘Het oneindige verhaal’ en vele Roald Dahl’s had hij al stukgelezen, maar hij kreeg er geen genoeg van. De magie van die andere werelden miste hij in zijn eigen bestaan; hij wilde niets liever dan in de Gouw wonen bij de andere Hobbits, of terug naar school, maar dan wel op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.
Barend was dit keer halverwege Atréjoe’s zoektocht naar het Zuidelijk Orakel in slaap gevallen, maar sliep nu zo diep dat hij niet eens wakker werd van het boek dat van zijn bed gleed en met een bons op de holle laminaatvloer belandde.
Hij werd pas weer wakker toen hij zijn naam hoorde roepen. Een klein stemmetje galmde de grot in. “Barend.”
Hij wreef de slaap uit zijn ogen, hees zich overeind en keek om zich heen. Een klein deel van de grot werd verlicht door de binnenvallende stralen van de morgenzon. Het met dik mos bedekte ‘bed’ waar hij op had gelegen zag er net zo comfortabel uit als het was geweest; hij voelde zich uitgeslapen en verfrist. Zonder er bij na te denken raapte hij de pakketjes op die bij het bed lagen en stak ze onder zijn arm.
Buiten de grot nam Barend de omgeving in zich op. Hij had het gevoel dat hij heel lang was weggeweest, maar herkende het Altijdwinterbos meteen. De enorme, ondergesneeuwde spar op de open plek voor de grot, met takken als witte, wollige handschoenen leek op hem te hebben gewacht als een trouwe, oude vriend. Het Eikelmospad liep tussen de grot en de grote spar door en verdween aan weerszijden in het bos, als een tunnel door het immer met wit bedekte kreupelhout die zo nu en dan werd verlicht door een zonnenstraal die door het bladerdak wist te dringen.
“Ik ben blij dat je wakker bent.” Het kleine meisje met ravenzwart haar wachtte hem ook op. Haar naam was Elvira, wist hij. In haar sobere bruine jurkje met kaki hesje stak ze af tegen de witte wereld om zich heen.
Omdat Barend’s droge handen hun grip op de pakketjes dreigden te verliezen drukte hij ze steviger tegen zich aan. Hij voelde het warme papier en de kietelende paktouwtjes tegen zijn huid en keek naar zijn blote bovenlijf. “Ik heb het helemaal niet koud.”
“Natuurlijk niet, gekkie,“ zei Elvira. “Je bent een Glomp, een elfenkind. Die hebben het alleen koud als ze vergeten hun das om te doen.”
“Natuurlijk,” echode Barend. “Ik ben een Glomp. Met een das om.”
Elvira keek hem bezorgd aan. “Voel je je wel goed? Je lijkt niet helemaal jezelf.”
“Ik heb nogal naar gedroomd. Over een wereld met wezens die in stenen dozen wonen. En reizen in ijzeren lawaaidingen die nog harder gaan dan een hongerige Mondrek die achter een prooi aan zit.”
“Ik zei toch al dat je niet in de Droomgrot moest gaan slapen,” zei Elvira. “Dat kan gevaarlijk zijn. Als je daar slaapt, krijg je een kijkje in Je Andere Ik. Sommige bosbewoners worden daar gek van en andere besluiten dat ze nooit meer wakker willen worden, omdat ze liever in hun droom blijven.”
“Dán zou ik pas gek worden.” Barend snoof zijn neus en longen vol met frisse winterlucht. Dit was gelukkig geen droom, dit was zijn werkelijkheid. Zijn lange oren tintelden aangenaam en hij ving elk geluidje op dat het bos met hem wilde delen. Het Altijdwinterbos leefde en hij leefde er in mee. Hij rechtte zijn rug en tuurde langs het Eikelmospad het kreupelhout in. “Ik moet deze pakjes afleveren,” zei hij resoluut. “Anders worden een paar elfjes heel verdrietig.” Hij keek Elvira aan .“Pakjes afleveren is mijn lust en mijn leven.”
“Dat weet ik toch.” Elvira lachte. “Ik zie je wel weer op je terugweg.”
Enkele passen verderop stopte hij even en dacht aan die andere wereld: mensen die wonen in dozen, zich verplaatsen in dozen, eten uit dozen en zelfs na hun dood in een doos worden gestopt…
Barend de Glomp schudde de droom van zich af, ademde diep in, huppelde verder door het Altijdwinterbos en zette een liedje in. “Joho ik ben zo blij, want dit is het leven voor mij…”