De weg naar de Hemel

Het ging goed met de wereld, er was ruimte voor optimisme: acht banen asfalt moest de toestroom van nieuwe zielen vast en zeker aankunnen. Maar meer asfalt leidde tot meer verkeer, verhitte gemoederen en uiteindelijk agressie.

Nu staan de asfaltmachines langs de onvoltooide toegangsweg weg te roesten. Nieuwe zielen zullen hun plek in de Hemel als vanouds moeten verdienen: door blootsvoets het grindpad te nemen tot de bijna oneindige ivoren wenteltrap. Maar eenmaal boven gekomen zal de portier hen met open armen één voor één verwelkomen, opgelucht dat hem de stress van honderden gelijktijdig binnenstormende zielen bespaard is gebleven.

Advertentie

Afscheid

Hij moest wennen aan de nieuwe situatie, het kostte hem veel moeite haar te vinden. Maar hij kon nog niet weg.
Suzanne stond op de brug in het stadspark, het plekje waar hij haar voor het eerst had gekust. Ze staarde over het water, met vochtige ogen en een foto van hem in haar hand. “Ik mis je, Rob.”
“Ik ben niet weg, Suus,” fluisterde hij. “Ik ben bij je.”
Haar snikken stopte.
“Het doet zo ontzettend veel pijn.”
“Dat weet ik, lieverd. Maar denk je eens in: jij en ik hebben meer liefgehad dan anderen in een heel leven. Daar kunnen we wel drie levens lang op teren.”
Het verdriet in haar ogen begon plaats te maken voor berusting.
“Ga verder met je leven, Suus. Ik laat je gaan, laat mij dan ook gaan. We zien elkaar terug.”
Suzanne veegde een traan weg, rechtte haar rug en liep het park uit. Achter haar dwarrelde de foto de brug af en werd meegenomen door het water.
Rob vertrok via een andere brug.